Dorpsnieuws

Frank van RoermundIn de tijd dat ik net was ingetreden, in de Abdij van Berne, grapten sommigen wel eens, dat ik, als astronoom, het kennelijk niet kon laten om tóch weer naar de 'hemel' te kijken… Ik moest daar toen om glimlachen, want toegegeven: 't is leuk gevonden. Sinds mijn intreding richt ik mij opnieuw naar omhoog, maar nu in spirituele zin, als religieus.

Nog altijd ben ik gefascineerd door de sterrenkunde. Dit was al in mijn schooltijd, en zo is het nog steeds. Maar gaandeweg is ook die tweede fascinatie voor het 'hemelse' ontstaan, nu niet verstandelijk, maar als gelovige, als religieus. En nu heeft dit vooral te maken met mijn hart, met mijn wens om mijn leven nadrukkelijker te richten op wat God van mij verlangt. 't Is déze fascinatie die mij heeft gebracht naar de abdij.

Bij de voorbereiding van deze viering moest ik aan dit alles denken. Onwillekeurig moest ik terugdenken aan die grap van toen. Want in het evangelie van zojuist is sprake van Magiërs uit het Oosten die in de stérren de geboorte van een nieuwe koning hadden geschouwd. Hoewel ik weinig op heb met sterrenwichelarij, dringt de vergelijking zich toch op. En ik meen dit ook in serieuze zin, want waar het mij om gaat is, dat net als in die grap van toen, hier in dit evangelie sprake is van een kijken met de ógen, én van een kijken met het hart.

Die Wijzen, die Magiërs uit het Oosten staan symbool voor de niet-joden, voor vreemde volkeren, voor álle volken op aarde. Aan hen wordt op bijzondere wijze - in de sterren, in letterlijk hémelse taal - de geboorte van een koning geopenbaard. In dit teken aan de hemel hebben zij een boodschap voor het hart herkend. Zij laten zich raken en zijn op pad gegaan om die nieuwe koning te aanbidden. Zij gaan op weg, ver weg van huis, het licht achterna.

Vervolgens zijn daar de hogepriesters en Schriftgeleerden. Zij zijn uit het jóódse volk, zij zijn de kenners bij uitstek van hún godsdienst. Ook aan hen is - nu in figúúrlijk hemelse taal - door de profeten geopenbaard dat hun een koning zal worden geschonken, en wel een Messiaanse Koning die hen herderlijk zal leiden, die hen zal vrijmaken van alle onderdrukking. Feilloos weten deze hogepriesters en Schriftgeleerden de betreffende Schriftpassages aan te wijzen als koning Herodes hen daarnaar vraagt.

Deze sluwe Herodes nu - die feitelijk niets meer is dan een vazal, een schoothond van de Romeinse keizer - híj en de hogepriesters en Schriftgeleerden hebben de hemelse taal niét met hun hart verstaan. Zij laten zich niét raken door het blijde nieuws. Integendeel, zij voelen zich bedreigd, en blijven angstvallig achter in Jeruzalem.

Het contrast tussen de wijzen en de Schriftgeleerden wordt nog eens versterkt in het vervolg van het verhaal. De wijzen gaan, nadat zij het pasgeboren Kind hun hulde hebben gebracht, langs een ándere weg naar huis terug… Natuurlijk willen zij Herodes met zijn duivels plan ontwijken. Maar dit gegeven, dat zij langs een ándere weg terugkeren, heeft ook een diepere betekenis: Na hun ontmoeting met het Kind zijn de wijzen niet meer dezelfden als voorheen. Hun leven is definitief veranderd, van nu af gaan zij ándere wegen. De achterblijvers in Jeruzalem hebben daarentegen slechts het nakijken. Aan hen ontgaat dit alles, want zij zijn ziende blind en verstokt van hart.

De vraag die wij onszelf kunnen stellen is: waar staan wij? Houden wij onze harten geopend voor Gods openbaring, voor de geboorte van zijn Zoon in onze wereld? Komen wij in beweging, en welke geschenken dragen wij aan? Zijn dat angst en eigenwaan, of blijmoedigheid en liefde?

Misschien ligt ook voor ons de toetssteen van dit alles in het slot van het verhaal. Want alléén als wij, in navolging van de Wijzen uit het Oosten, in de ontmoeting met het Kerstkind intens geluk ervaren, in beweging komen en ons hierdoor laten omvormen, alleen dán weten wij met zekerheid, dat wij Gods rijzende ster niet alleen met onze ogen maar ook met onze harten hebben aanschouwd.

Pastor Frank van Roermund o.praem.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen