Geroepen worden en volgen. Daarover gaan de beide lezingen van vandaag. We hoorden zojuist in het evangelie over de roeping van enkele leerlingen van Johannes de Doper die zich bij Jezus aansluiten, en - in de eerste lezing - over de roeping van de jonge profeet Samuel. Oude Bijbelse roepingsverhalen die ook ons nú veel te zeggen hebben.
De eerste hoofdstukken van de boeken Samuël vormen de opmaat naar dé grote opdracht die de profeet Samuël van God zal gaan ontvangen: de zalving van Saul tot eerste koning van Israël, en later de zalving van David, de grootste koning ooit. Samuël zal een beslissende rol spelen in de overgangsperiode tussen de rechters en de koningen van Israël. Dit is zijn opdracht, hiertoe wordt hij geroepen.
Samuël wordt geroepen zónder stemverheffing. Samuël wordt geroepen in de nacht, als hij slaapt. Niet in de openbaarheid, niet hoorbaar voor anderen, maar in de beslotenheid, in de stilte van de nacht. Nacht en slaap als Bijbelse symbolen voor een op handen zijnde Godsontmoeting. Je voelt het als het ware aankomen: Samuël bevindt zich immers niet zómaar ergens, maar in het heiligdom te Silo, bij de ark van God, op heilige grond. En - zo staat er - de lamp van God was nog niet gedoofd, ofwel: God is nabij… Beslotenheid en stilte dus als voorwaarden voor Godsontmoeting.
Maar er is nóg een kenmerkend element in dit verhaal. Samuël is nog jong en onervaren. Hij heeft niet in de gaten wat hem overkomt. Een ander moet hem daarbij helpen: Eli, de oude priester. Tot driemaal toe loopt Samuël naar Eli als hij denkt dat híj hem roept. En tot driemaal toe zegt Eli heel bescheiden 'Ik heb niet geroepen, ga maar weer slapen'. Hij reageert niet bits, hij wijst niet af, maar lúistert naar de jongen. Niet éénmaal, niet tweemaal, maar tot driémaal toe. En dán komt Éli tot inzicht: hier spreekt God. Hém rest nu slechts één ding: Samuël te leren hoe zich open te stellen voor die stem van God. En dat is: niet willen spreken, maar lúisteren. Zélf treedt Eli nu terzijde, zijn rol is uitgespeeld. Samuël is er klaar voor.
Ook in het evangelie zit die tweeslag: Eerst verwezen worden, en dan pas vinden. Hier is het Johannes, die dopend aan de Jordaan naar Jezus wijst. 'Zie het Lam Gods', zo spreekt hij. Twee van zijn leerlingen horen hem dat zeggen en gaan prompt Jezus achterna. Johannes is hierover niet ontstemd, in tegendeel: als men zich bij Jezus aansluit, heeft hij zijn taak vervuld. Dit is nu juist waar het hem om gaat.
Dat andere element uit het roepingsverhaal van Samuël - het element van stilte en beslotenheid als voorwaarde voor een Godsontmoeting - ook dát treffen we aan in deze evangelielezing. Want vanáf het moment dat de leerlingen Jezus achterna lopen om te zien waar Hij zich ophoudt, worden wij als lezer buitengesloten: Wat er zich precies afspeelt in de ontmoeting met Jezus onttrekt zich aan ons zicht. Pas úren later mogen wij weer meekijken, en dan blijkt dat er zich - in alle beslotenheid en rust - een wonderlijk proces heeft voltrokken in hun harten: In de intimiteit van de ontmoeting met Jezus zijn zij nu zélf tot geloof gekomen. Niet langer om het woord van Johannes, maar uit eigen overtuiging belijden zij dat Hij de Messias is.
We keren terug naar het begin: geroepen worden en volgen.
Hoe radicaal anders roept God dan schreeuwerige leiders in onze wereld! De Bijbel spreekt in álle roepingsverhalen steeds in termen van beslotenheid en innerlijke stilte. In de binnenkamer van de ziel spreekt Gods stem tot iéder van ons. De verhalen leren ons ook, dat wij niet altijd op eigen kracht die stem verstaan. Vaak niet zelfs; anderen moeten ons daarbij helpen. Dat gold in Samuels tijd, in Jezus' tijd en dat geldt ook in ónze tijd.
Want zijn het niet onze ouders, juffen en meesters, onze goede vrienden en vriendinnen die ons in het leven de weg wijzen, vooral in onze jeugd? En blijkt het niet steeds verstandig en weldadig goed naar hen te luisteren? En wat die beslotenheid en innerlijke stilte betreft: weet ieder van ons niet diep van binnen dat het raadzaam is om regelmatig momenten van rust en stilte toe te laten, en de confrontatie aan te gaan met wat er speelt in je eigen ziel? Áltijd muziek aan je hoofd en drukte om je heen overstemt de roep in je hart, het maakt je innerlijk onrustig en doof voor wat er wérkelijk toe doet.
In méér dan één opzicht is het de moeite waard om steeds goed te luisteren naar wie het goede met jou voorhebben. Niet alleen in onze jeugd, maar eigenlijk altijd. Misschien zelfs geeft het soms héél onverwacht antwoord op de vraag die ook wij zouden kunnen stellen: 'Jezus, waar houdt Gij U op?' Want in goede mensen openbaart Jezus zich aanwezig onder ons. Dat heeft Hij ons beloofd. En die kans willen we toch niet laten liggen…?
prior Frank van Roermund o.praem.