Dorpsnieuws

Frank van RoermundDe advent is een tijd van inkeer én van blijde verwachting. Wij kijken uit naar een nieuw begin, naar een hoopvolle toekomst. Vanuit de donkerte waarin wij vaak verkeren, zien we uit naar het Licht. En dat die donkerte niet denkbeeldig is ervaren we allemaal. Nu al bijna een jaar verkeert de hele wereld in de greep van het coronavirus.

Wij allen verlangen naar troost, naar vrijheid, naar licht in de duisternis.

In de lezingen van vandaag gaat het om precies die stemming. In een tijd waarin het volk van Israël zich moest herstellen na een moeilijke periode van geweld en ballingschap, vertelt Jesaja van zijn goddelijke roeping om te genezen wier hart gebroken is, en om aan te kondigen dat God gerechtigheid zal brengen voor het oog van alle volken. En in het evangelie treffen we Johannes de Doper, die de mensen opnieuw herinnert aan de heilsprofetie van deze Jesaja. Heilsprofetie, heil, dat wil zeggen heel-makend, genezend, troostend. Kortom: Uitzien naar de komst van licht, is een uitzien van alle tijden. Verlangen naar een hoopvolle toekomst is een verlangen van alle tijden.

Bij Johannes de Doper, dé centrale figuur in het evangelie van vandaag, wil ik even wat langer stilstaan. Want hij, Johannes, toont ons een houding die ook voor ons belangrijk kan zijn, nu in onze tijd. Deze bijzondere en tegelijkertijd ook zonderlinge Johannes kennen we ook uit de drie andere evangeliën: Optredend in de woestijn, nét buiten Jeruzalem, roept hij op tot bekering. Hij gaat gekleed in kameelhaar en leeft van sprinkhanen en wilde honing. Met recht een zonderling! Gewantrouwd ook, door de tempelautoriteiten, de religieuze leiders. Want velen uit Jeruzalem en omgeving lopen op hém toe, gaan in op zijn oproep tot bekering en tonen dit door zich door hem te laten dopen in de Jordaan. Talloze mensen verlangen blijkbaar naar een nieuw begin, een frisse start! Men leeft kennelijk in de verwachting van een Messiaanse figuur die alles ten goede zal keren, die definitief het koningschap van God op aarde zal vestigen, die definitief gerechtigheid en vrede zal brengen.

Ik zei: wantrouwen bij de leiders van de Tempel, want als de Messias zou komen, dan zou dat toch in Jerúzalem moeten zijn, en bij uitstek in en rondom de Témpel, want dát is toch het ultieme geloofscentrum? Wat móet die bizarre man eigenlijk, net buiten de stad, die zich gedraagt als een profeet, als een Messias, en die alle aandacht naar zich toe trekt? Zij gaan dus op hem af en vragen het hem ronduit: "Wie bent u?" En dan gebeurt er iets opmerkelijks. Hij antwoordt niet: "Ik ben Johannes, de zoon van Zacharias", maar: "Ik ben de Messias niet". Hij zegt dus niet wie hij is, maar wie hij niet is: Op hun aandringen zegt hij: "Ik ben niet de Messias, niet Elia, en niet De profeet".

Als wij vandaag de dag aan een belangwekkende persoon vragen wie hij of zij is, dan verwachten wij niet een antwoord als: "Nou ja, ik ben niet die en die, en niet die en die…" Johánnes echter wijst niet naar zichzelf, hijzelf heeft geen Messiaanse pretenties, trekt de eer niet naar zich toe, maar verwijst naar een Ander als hij zichzelf karakteriseert: "Ik ben zoals de profeet Jesaja het uitdrukt, de stem van iemand die roept in de woestijn: maakt de weg recht voor de Heer!"

Er is dus een Ander op komst, van wie hij zegt dat hij niet eens waardig is de riem van zijn sandalen los te maken. Dat wil zeggen, hij vindt zichzelf niet eens waardig om zijn slaaf en knecht te zijn. Johannes' houding is dus heel bescheiden. Hij zet niet zichzelf op een voetstuk, maar een Ander die véél belangrijker is dan hij.

En wie is die Ander dan wel, waar is die te vinden? Johannes zegt hierover tot zijn ondervragers, "Midden onder u staat Hij die gij niet kent…" Hierin klinkt een flinke dosis kritiek door: Johannes zegt eigenlijk zoveel als: "Jullie hebben je ogen in je zak zitten! Jullie zijn ziende blind! Hij, de Messias, Hij die alles nieuw zal maken, Hij is er al, Hij staat midden tussen jullie in, en jullie hebben het niet eens in de gaten! In de evangelietekst direct volgend op het stukje dat we nú hebben gelezen, zal Johannes Hem, de Messias, daadwerkelijk aanwijzen. Het is Jezus. Als Jezus de volgende dag op hem af komt, wijst Johannes Hém aan als degene die komen zou.

Net als toen, in de tijd van Johannes de Doper, leven ook wij in een tijd van verwachting. Nu, in de Advent, leven wij in de verwachting van Kerstmis, de komst van Christus op aarde, wij bereiden ons voor op zijn komst in ons bestaan. Tegelijkertijd mogen we geloven, dat Christus al sinds zijn verrijzenis voortdurend bij ons is, en bij ons zal blijven tot aan de voleinding van de wereld. Aan ons dus de uitnodiging om Hem te leren zien in de ander, de medemens die met ons meetrekt op onze levensweg, die ons tegemoet komt in ons verdriet, en lief en leed met ons deelt.

Johannes wees van zich af en getuigde van Jezus Christus,

hij wees Hem aan in levende lijve. Durven wij het aan om, net als Johannes de Doper van ons af te wijzen naar de ander in wie wij Christus nú in onze tijd mogen ontmoeten?

Ik wens u en mijzelf een goede voorbereiding toe op het hoogfeest van Kerstmis, de geboorte van Jezus in onze wereld, in onze harten!

pastor Frank van Roermund o.praem.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen