Lezingen: Spreuken 31,10-13.19-20.30-31; Matteüs 25,14-30. Mijn eerste, echte confrontatie met dit evangelie van de talenten dateert uit mijn middelbareschooltijd. Ik woonde toen in Delft, waar ik ben opgegroeid als jongste, samen met Peter mijn tweelingbroer, in een groot katholiek gezin met Brabantse wortels.
Elke zondag - soms zaterdagavond - ging ik naar de kerk. Meestal naar onze parochiekerk, de Sacramentskerk aan de Nassaulaan, maar vaak ook naar de Maria van Jessekerk aan de Burgwal: een grote neogotische kerk midden in het centrum van de stad. Daar was namelijk ook op zondagávond een mis, om zeven uur, en dat kwam me soms beter uit dan zondagmórgen…
En ik herinner mij die eucharistievieringen als de dag van gisteren. Een praktisch lege kerk, met her en der verspreid wat kerkbezoekers… Luidsprekers die vlakke, schelle klanken de kerk in galmden… Geen of weinig zang, geen koor… Niet erg inspirerend, zou je zeggen. En tóch is daar, tijdens die ogenschijnlijk saaie vieringen, door het telkens weer aanhoren van de Schrift, iets aan mij gebeurd. Steeds sterker drong de volgende vraag zich aan mij op: Hoe is het mogelijk, dat Jezus' blijde en zo uitnodigende boodschap naar het schijnt zó weinig enthousiasme losmaakt? Waarom lijkt het vuur eruit? Waarom zit het hier, in de kerk, waar Jezus' boodschap toch bij uitstek klinkt, niet afgeladen vol?
Ik herinner me, dat ik me gaandeweg steeds sterker voelde aangesproken. Ik voelde het verlangen ooit zelf te willen helpen het vuur weer aan te blazen. Het voelde niet altijd gemakkelijk, want waarom zat ook ik, schijnbaar onaangeraakt, in die praktisch lege kerkbanken?
Op een zekere zondagavond gebeurde het, dat ik bij het horen het evangelie over de talenten, me plotseling realiseerde, dat ikzelf was als die knecht van dat ene talent. Ook ik aanhoorde slechts passief de Schriften, en begroef het Woord in mij. Want wat was míjn bijdrage aan de verkondiging aan anderen? In hoeverre kregen al die mooie woorden handen en voeten in mijn eigen leven?
In de traditie wordt dit verhaal van de talenten overigens vaak uitgelegd als een oproep om je talenten, je bekwaamheden die je van geboorte af hebt meegekregen, ten volle te benutten. Het is door dit Bijbelverhaal dat het woord 'talent' synoniem geworden is voor het woord 'bekwaamheid'. Maar eigenlijk betekende 'talent' iets anders. Kijk maar goed, ook in dit verhaal. Een talent was een zeer groot geldbedrag, een groot vermogen. Daarom wordt 'talent' in de Bijbel vaak overdrachtelijk gebruikt voor iets heel kostbaars; in het verhaal van vandaag voor Jezus' Blijde Boodschap. De talenten van de Heer vermeerderen betekent dus niét zoiets als zelfontplooiing teneinde eerst jezelf en dan ook God te behagen, maar het vrúchtbaar maken van het woord van God, voor jezelf en anderen.
Terug nu naar Delft, naar de Maria van Jessekerk uit mijn jeugd. Het appèl van toen is nooit verstomd, in al die jaren die zouden volgen. Jazeker, mijn talenten, in de zin van mijn bekwaamheden heb ik weten te ontplooien, maar had ik ook gewerkt met de talenten in die andere, oorspronkelijke betekenis?
Het heeft nog járen moeten duren voordat ik - op mijn manier - 'ja' heb kunnen zeggen op de roep van Christus in mijn hart. De sterrenkunde en de ruimtevaart heb ik vaarwel gezegd. Niet mijn belangstelling voor dat vak, maar wel mijn baan. Ik heb gekozen, voor het religieuze leven, nu ruim 21 jaar geleden. En van hieraf kent u mijn verhaal. Hier sta ik, als norbertijn van de Abdij van Berne, als priester, dienstbaar aan Christus, dienstbaar aan u, de kerk. Niet dat ik er daarmee al ben: elke dag opnieuw is voor mij een uitdaging om telkens opnieuw te proberen die Blijde Boodschap van Jezus uit te dragen. En dat natuurlijk niet alleen in woorden, maar vooral in daden: in vriendelijkheid, oprechte betrokkenheid en zorgzaamheid voor de mensen om me heen. Ik zie - zéker ook in deze moeilijke coronatijd- velen op déze manier zich inzetten voor een samenleving waarin de liefde regeert. In de omgang met hen een leerschool voor mij. Ik hoop en bid dat het vuur, het enthousiasme in de kerk weer oplaait!
Frank van Roermund o.praem.