Dorpsnieuws

Frank van RoermundIk denk dat velen van ons de ervaring kennen dat een schijnbaar terloopse gebeurtenis grote gevolgen kan hebben voor de rest van je leven.                               Een voorbeeld:
je bent al jaren aan het werk, telkens interessantere banen. Het gaat je goed, te bent dik tevreden, en tóch ontbreekt er iets:

kleur, passie, een duidelijk doel in je leven … moeilijk om de vinger op te leggen. Op een goede dag zit je bij vrienden aan tafel, vrienden die jou al járen kennen, en op een gegeven moment, als het gesprek even stilvalt, kijkt een van die vrienden je indringend aan en zegt: 'Volg toch je hart, volg je passie!' Een blikseminslag… zo voelt het. Eigenlijk wist je áltijd al wat je wilde, maar wilde het niet weten. Je kende je doel, maar dwaalde toch af. Nu opeens staat het je helder voor ogen en kom je in actie! Een terloopse, schijnbaar onbeduidende opmerking kan bepalend zijn. Het geeft ineens weer richting aan je leven.

Natuurlijk gaat elke vergelijking mank, maar tóch: In het evangelie van vandaag lijkt iets soortgelijks aan de hand. Op een goede dag komt Jezus in de streek van Caesarea van Filippus en stelt Hij zijn leerlingen terloops de vraag: 'Vertel eens, wie zeggen de mensen dat ik ben?' Een terloopse vraag… tenminste, zo lijkt het… Want als je er even bij stilstaat, is het eigenlijk een beetje vreemd: Jezus kent zijn leerlingen toch al enige tijd, ze kennen elkaar van haver tot gort, zou je denken. Waarom dus die vraag ineens?

Uit de antwoorden van zijn leerlingen blijkt, dat 'de mensen' eigenlijk niet zo'n duidelijk beeld hebben van wie Jezus is: ze denken een profeet, een van de velen. En dan - ineens heel indringend - vraagt Jezus gericht: 'En jullie, wie zeggen jullie dat ik ben? En Petrus - een van zijn boezemvrienden - antwoordt dan: 'Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God.' In dit Matteüs evangelie is de titel 'Christus' al een paar keer eerder gevallen. Maar hier, op dit moment, op deze plaats, is het Petrus die deze titel voor het eerst direct op Jezus toepast. 'Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God.'

 Als we goed kijken naar wat hieraan voorafging, en vooruitzien naar hoe het verder loopt, dan blijkt dit getuigenis van Petrus hét kantelmoment te zijn in het hele evangelie!

Ook bij Marcus is dat het geval. Petrus' getuigenis staat bij Marcus precies in het midden van zijn evangelie. Matteüs, die Marcus bijna volledig overneemt, zet Petrus' getuigenis óók centraal, maar anders. Bij Matteüs zien we vanáf het begin een voortdurende beweging wég van Jeruzalem, de afstand wordt steeds groter. Vóórtdurend neemt Jezus de wijk.

Hij begint vlak bij Jeruzalem, aan de Jordaan waar Hij gedoopt wordt. hierop volgt de beproeving in de woestijn. Als hij enige tijd later hoort dat Johannes de Doper gevangengenomen is neemt Hij de wijk naar het noorden, naar Galilea, en gaat wonen in Kafarnaüm aan het meer. In die streek ondervindt Hij steeds meer tegenwerking van de Farizeeën: en steeds opnieuw neemt Hij de wijk. Vervolgens is daar het verhaal van vorige week, van die Kanaänitische vrouw, in het nota bene heidense gebied van Tyrus en Sidon! En nu vandaag bevindt Hij zich in het meest noordelijke puntje van het joodse land, in de streek van Caesarea van Filippus. En dáár, in dié uithoek, vindt de omslag plaats: Het getuigenis van Petrus markeert een beslissende wending op de weg van Jezus. Jezus keert om - letterlijk en figuurlijk - en gaat de weg terug. Niet langer zal Hij afdwalen, vanaf nu is Jerúzalem zijn doel.

Het steeds terugkerende refrein "en Jezus nam de wijk" maakt nu plaats voor een niéuw refrein: "en Jezus ging op naar Jeruzalem waar Hij veel zal moeten lijden, waar Hij gedood zal worden, maar op de derde dag zal verrijzen". Met dit refrein vervolgt Matteüs zijn evangelie: óp naar Jeruzalem, dáár is het te doen.

Het getuigenis van Petrus is dus hét kantelmoment in het evangelie. Jezus is niet zomaar een profeet, één van de velen, Hij is de Christus, de Messias, de Gezalfde; de Zoon van de levende God! Jezus zélf bevestigt en onderstreept de diepgang van die uitspraak door te zeggen: 'Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is.' De volle kennis van Jezus' waardigheid, van wie Hij wérkelijk is ligt dus niet voor het oprapen, dat inzicht komt van God.

De titel 'Christus' werd nu alom geassocieerd met koningschap, bevrijding en triomf. En in die tijden van bezetting zou dat de verwachting kunnen wekken dat wanneer de Christus komen zou, deze zich zou ontpoppen als een politieke vrijheidsstrijder… Maar zo zal het niet lopen. Jezus weet heel goed dat Hij veel zal moeten lijden, en zal worden vermoord. En dat was wel het láátste wat men van de Messias verwachtte! De titel 'Christus' zou dus heel gemakkelijk kunnen worden misverstaan. Dáárom gebiedt Jezus zijn leerlingen hierover vooralsnog te zwijgen. Pas ná zijn Opstanding zou alles duidelijk worden.

Dan tot slot nog dit: Na de zaligspreking zegt Jezus nóg iets tegen Petrus: 'Op jou zal ik mijn kerk bouwen.' Petrus' getuigenis van Jezus' ware identiteit maakt hem dus tot een rots waarop de gemeenschap van gelovigen kan worden gegrondvest.

En dit geldt - na hem - ook voor elk van óns. Als wij - in navolging van Petrus - getuigen van wie Jezus wérkelijk is dan zijn ook wij als steunpilaren waarop de kerkgemeenschap nú vandaag de dag kan worden voortgebouwd.

Frank van Roermund o.praem.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen