Dorpsnieuws

Frank van RoermundLezingen: Handelingen 5,12-16; Johannes 20,19-31

Wát een contrasten moeten het zijn geweest voor de leerlingen van Jezus in die roerige laatste dagen in Jeruzalem…!

Eerst was daar de intocht in Jeruzalem. Met luid gejuich en palmgezwaai werd Jezus ontvangen. Dé grote profeet, Hij die Messias en Zoon van God werd genoemd, trad nu binnen in de stad der steden waar het allemaal moest gaan gebeuren! Velen verkeerden in de verwachting dat Hij het koningschap van David zou herstellen, dat Hij zou afrekenen met de Romeinse bezettingsmacht, voor eens en voor altijd! Jezus' hele openbaar leven stond in het teken van bevrijding, en hiér, in Jeruzalem, zou dit alles tot een hoogtepunt komen. En wat gebeurde er: één grote anticlimax, een grote afgang! Hij werd verraden, bespot en als een misdadiger aan het kruis geslagen. Diézelfde dag nog - vóór zonsondergang, werd Hij begraven. Einde verhaal. Alle beloften ten spijt.

En laten we ons nu eens probéren voor te stellen hoe Jezus' leerlingen zich moeten hebben gevoeld. Verwarring, ontgoocheling, verlatenheid. En ook angst. Angst, dat ook zíj nu niet meer veilig waren. Er was duidelijk sprake geweest van een hetze tegen Jezus. Ze hadden tegen Hem samengespannen, zij hadden Jezus, die in veler ogen een oproerkraaier was, uit de weg geruimd. En nu was de kans groot, dat die blinde woede zich ook tegen hén zou keren. De leerlingen trokken zich dus angstig terug in hun eigen beschermde omgeving, achter slot en grendel, onzichtbaar voor de buitenwacht. Terneergeslagen, ontgoocheld, niet wetend hoe nu verder.

Maar dan komt de ommekeer. Op de derde dag ontdekt Maria van Magdala bij het krieken van de dag het lege graf! Zij is de eerste die de verrezen Heer ontmoet, en het de leerlingen gaat vertellen. Een onwezenlijk getuigenis… zéker uit de mond van een vrouw - gezien in hun cultuur. Waarom zouden ze haar geloven? Hoe kan zij haar geloofwaardigheid aantonen?

Zojuist hoorden we hoe het verhaal verder gaat: de leerlingen zijn die avond weer bijeen, Zij hebben het getuigenis van Maria wel aanhóórd, maar kunnen het niet plaatsen. Ze zijn bang, en hebben zich opnieuw teruggetrokken achter gesloten deuren. En nú, nu komt Jezus ook op hén toe. En zijn eerste woorden zijn: 'Vrede zij u'. Geen verwijten om hun onbegrip, maar een liefhebbend: 'Vrede zij u!' In de ontmóeting met de Heer verdwijnen al hun twijfels: Hij leeft!

Maar opnieuw is daar datzelfde probleem als bij Maria, weer diezelfde onmacht: Hoe in godsnaam moeten zij dit aan Thomas vertellen? Thomas was er niet bij. Zal hij hen geloven? Nee dus. Hij zegt: Zolang ik in zijn handen niet het teken van de nagelen zie, en mijn vinger in de plaats van de nagelen kan steken en mijn hand in zijn zijde leggen, zal ik zeker niet geloven.' Vertellen 'over' is kennelijk niet voldoende. Maar als Thomas een week later ook zélf de Heer ontmoet dan is uiteindelijk ook zijn twijfel verdampt. Hij is het écht, in Hem, de Verrezene ontmoet hij de Gekruisigde, zijn handen en voeten en zijde tonen het, Hij is één en dezelfde!

Thomas is de weg gegaan van ongeloof naar geloof. Hij legt de sterkste geloofsgetuigenis af dat in heel het Johannesevangelie te vinden is: Want hij roept uit: 'Mijn Heer en mijn God!' En dit is de enige keer dat Jezus direct als 'God' wordt aangesproken.

De vraag aan óns is: hoe gaan wij om met dat wónderlijke verhaal van Christus' verrijzenis. Redeneren wij het weg omdat we het eenvoudigweg niet begrijpen, niet kunnen verklaren? Of durven wij ons open te stellen voor het ooggetuigenis van heel concrete mensen: Van Maria Magdalena, de apostelen en vele van hun directe vrienden?

Op Tweede Paasdag zei ik het al: De verrijzenis als centraal geloofsmoment van het christelijk geloof verlangt van ons, moderne mensen, die altijd alles zo nodig moeten kunnen begrijpen, een geloofssprong. Het verlangt bescheidenheid ten aanzien van de reikwijdte van ons verstand. De verrijzenis betreft immers een werkelijkheid die ons verstand ver te boven gaat. Dat kan ik en niemand aantonen of bewijzen, maar we kunnen er wel in gelóven.

En ik ben ervan overtuigd dat óns verhaal, óns getuigenis alleen dán geloofwaardig zal kunnen zijn als wij er zélf ook wérkelijk in geloven. En dat is - omdát het zo onvoorstelbaar is - misschien alleen maar mogelijk als Christus' Geest in ons woont. Want als wij Christus' Geest in ons hart dragen, zullen anderen met wie wij omgaan niet slechts óns ontmoeten, maar in ons óók Christus. Dát is de opdracht die wij allen - gedoopten - van Jezus zélf mee krijgen: Hém zichtbaar maken, Hém handen en voeten geven in onze wereld van vandaag.

Frank van Roermund o.praem.

 

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen