Hoe belangrijk is het dat er van je gehouden wordt en dat je dit ook ervaart en voelt. Het is zo ‘basic’. Ik ken mensen die in hun leven beschadigd zijn door een relatie die plotseling is afgebroken of een vriend of vriendin die je niet meer ziet zitten. Sommigen houden hun hele leven er last van. Vaak hebben ze moeite om zich weer aan een nieuw iemand te binden.
Neen, dan zij die – natuurlijk met vallen en opstaan – vertrouwen hebben in hun naasten en waarmee ze hun vriendschap en hun liefde delen. Dat kan een concrete levende en levendige persoon zijn, het kan ook God zijn die als een Vader voor je is. Onze Vader.
In het stukje evangelie dat we gehoord hebben speelt dit allemaal. Jezus is vol van God zijn Vader, Hij voelt de liefde van Hem. Maar Hij heeft het ook over ons dat wij van elkaar moeten houden: ‘gij moet elkaar liefhebben; zoals Ik u heb liefgehad, zo moet ook gij elkaar liefhebben.’ Het gaat gewoon om liefde, om relatie tussen mensen. Daarom wil Jezus dat we bij elkaar blijven en dat we vruchtbaar zijn.
Over dat vruchtbaar-zijn uit en in liefde, gaat het vandaag. Het is heel natuurlijk dat als je van elkaar houdt of als je met elkaar in vriendschap samenwerkt dat er dan iets uit voortkomt. Deze week nog sprak ik met een moeder die haar kindje kwam opgeven om gedoopt te worden. Het is voor hen het eerste kindje. ‘Ineens is alles anders’, zegt ze met verwondering. ‘En mijn man en ik kunnen niet alles meer. Daarvoor konden we gaan en staan waar we wilden. Nu niet meer. Ons dochtertje is er altijd.’ Dat onze ouders dezelfde ervaring hebben gehad! En onze opa’s en oma’s ook. En dat dit iedere keer weer gebeurt, altijd weer. Ik zou bijna in deze kerk zeggen: ‘tot in de eeuwen der eeuwen. Amen.’ En dat je verdere leven bepaald wordt door wat er uit vriendschap en liefde is voortgekomen.
Dit alles, dit heel menselijke, speelt zich ook af in waar Jezus het in het evangelie over heeft. Jezus heeft een innige band met God, zijn Vader. Maar dat is Hem niet voldoende. Hij wil dat die liefde verder gaat, vruchtbaar is. ‘Dat moeten jullie nu gaan doen als ik eenmaal niet meer lijfelijk onder jullie ben. Jullie moeten gaan doen wat je mij hebt zien doen. Mensen die gevallen zijn weer opbeuren. Elkaar respecteren. Over je eigen grenzen heenkijken en bijvoorbeeld de straatkinderen in Zuid-Amerika en elders niet vergeten. – Is het niet daarom dat 71 jongeren in de Ontmoetingstuin een nacht zonder dak hebben doorgebracht? – Verder: de naakten kleden, de hongerigen voeden, de dorstigen laven, de zieken en de gevangen bezoeken, de doden begraven. Dat is de opdracht die ik jullie geef.’
Wat nog meer is: Jezus zegt dat wanneer we dit allemaal – of een beetje van alles – doen, dat Hij er dan is. Net zoals dat nieuwgeboren kindje ook iets zegt over zijn vader en moeder. Want zegt een kind niet ook iets over zijn ouders? Er zijn trekken en een bepaalde manier van doen waaraan je herkent dat familieleden bij elkaar horen. Zou Jezus zo iets bedoelen als Hij zegt dat wij maar moeten doen zoals Hij gedaan zou hebben? Dat we bij elkaar horen. Dat we zeker geen kopieën van elkaar zijn, geen klonen, maar dat we wel van de zelfde bloedgroep zijn. Van dezelfde bloedgroep: dat zijn bloed door onze aderen kan vloeien als we tenminste ons er voor open stellen.
Lieven mensen: God, Jezus, hun heilige Geest, ze willen maar één ding: dat mensen met elkaar zijn, voor elkaar kiezen, samen één gemeenschap vormen. En dan niet tussen allemaal mensen die elkaar sympathiek vinden en het goed menen met elkaar, maar ook over eigen grenzen heen. De straatkinderen van Bolivia horen er ook bij. Afgelopen woensdagmiddag hebben de eerste communicanten van Dinther een middag met vluchtelingen kinderen gespeeld. Ze hadden van hun cadeaus wat geld vrijgemaakt voor nuttige geschenken aan deze kinderen. Maar eerst samen spelen… Elkaar leren kennen, we horen bij elkaar. Kinderen doen dat gemakkelijker dan de grote mensen. Kinderen spelen met elkaar daar waar grote mensen met elkaar ruzie maken. Kinderen leiden ons, of het nu onze kinderen zijn of de straatkinderen die moeten slapen in de open lucht…
Joost Jansen