overweging op 10 februari 2016
In de carnavalsoptocht liep ik met een smartphone in mijn hand. Je ziet op de televisie veel vluchtelingen met een smartphone. Overdreven? Te luxe? Of zit er meer achter? Velen van ons worden ook door de smartphone bepaald. Beheerst zou ik bijna zeggen.
Het is een prachtig instrument om mensen met elkaar te verbinden. Connecting people, luidt de reclame van een provider.
Ik kan dan begrijpen waarom mensen - ver van huis - zo’n smartphone met beide handen vasthouden. Het is als een verbindingskabel met een vertrouwd thuis. Een thuis dat ze hebben moeten ontvluchten. Ook voor ons is die smartphone niet meer uit ons leven weg te denken. Maar verbindt hij ook ons aan elkaar? Of scheidt het mensen van elkaar? Als aan tafel ieder met zijn eigen smartphone zit te app-en en te sms-en dan is er weinig communicatie onderling.
Lieve mensen: het is maar een voorbeeld om duidelijk te maken waar we met deze Aswoensdag aan begonnen zijn. De vastentijd, de veertigdagentijd op weg naar Pasen, is een periode in het jaar om ons vragen te stellen. Vragen over ons zelf. Doe ik de zaken waarvoor ze zijn bedoeld? Gebruik ik de dingen waarvoor ze zijn bedoeld? Bescherm ik het kostbare van mijn vriend, mijn vriendin, mijn partner, mijn kind? Met andere woorden: zie ik echt die ander of ben ik louter bezig met me zelf?
Om je deze vragen te stellen, moet je even passen op de plaats maken en moet je je door die ander laten aanspreken. Natuurlijk kun je onder een kerkbank wegkruipen. Maar in het gewone leven kun je niet altijd wegkruipen. Wil je eerlijk zijn tegenover je zelf dan weten wij allemaal echt wel wat zuiver is of wat een beetje gesjoemel is. Daarom hoor ik Jezus tegen mij zeggen: ga je binnenkamer in. Verwijl een tijdje bij je eigen hart. ‘Bid tot uw Vader, die in het verborgene is; en uw Vader, die in het verborgene ziet, zal het u vergelden.’ En die Vader waarover het hier gaat, is God. Geen veroordelende God, geen God die ons op onze huid zit, maar een God van liefde die verdriet heeft als wij er een keer naast zitten. Net zoals onze ouders ook heus wel een keer verdriet hebben gehad als wij – hoe zelden ook – over de schreef zijn gegaan. Zo eenvoudig en invoelbaar is het nu eenmaal. Mijn God, onze God, is een barmhartige God. En anders is Hij maar niet God…
Zo dadelijk ontvangen wij allemaal het askruisje. Het is een prachtig gebaar omdat het je tekenen met as betekent dat je beseft dat je vergankelijk bent. We kunnen ons op sommige momenten in een droomland wanen - en de wagen van Jong en Oud was werkelijk prachtig – de gewone dagen zijn anders. En dan is het mooi en goed dat we met zo’n gebaar van het askruisje ons er even van bewust zijn dat we vergankelijke mensen zijn. In het komende jaar zullen velen van ons dit ook best wel eens tegenkomen in hun leven. Dan hebben we nu ingeoefend hoe het voelt om as op je voorhoofd te hebben… Wat we in deze kerk vieren staat nooit los van ons dagelijkse bestaan.
De viering van het askruisje staat niet op zich. Het is het begin van een periode van veertig dagen vasten. Niet alleen vasten om een paar pondjes weg te werken. Dat is dan mooi meegenomen als je dat het geval is. Maar de vasten is veel meer bedoeld als een weg van solidariteit, soberheid, spiritualiteit. We blijven niet stilstaan bij ons zelf zoals die mensen die alleen maar op hun smartphone zitten te turen. We kijken ook naar buiten, naar anderen, mensen die aan ons zijn toevertrouwd. Dicht bij en veraf. We zijn bedoeld voor ‘connecting people’, wat ook het eigenlijk doel van een smartphone is. We zijn bedoeld en geschapen om als mensen samen verantwoordelijk te zijn voor een goed klimaat, voor meer zorg voor elkaar, voor meer barmhartigheid naar elkaar.
Laten we elkaar daartoe aanmoedigen.
Joost Jansen, norbertijn