Komende week zullen de wieken met bijzonder transport weer teruggebracht worden naar Dinther en een plek krijgen bij De Kilsdonkse Molen. Een prachtig geschenk, nu net voor de Open Monumentendagen op 10 en 11 september, omdat iedereen ze dan kan komen bewonderen.
De roeden of wieken met fabricagenummers 933 en 934 zijn in 1875 gekocht voor De Kilsdonkse Molen door molenaar C. van Aart bij het scheepsbouw- en molenroede bedrijf Gebroeders Pot (toen) gevestigd te Elshout aan de Kinderdijk. Deze fabrikant stond bekend om zijn goede kwaliteit klinkwerk.
De geklonken ijzeren roeden kostten toen 325 gulden per stuk. Op deze aankoop werd door de fabrikant 6 jaar garantie gegeven. Een van deze roeden is voorzien van het originele plaatje met nummer 933. Dit betreft de buitenroe. De originele lengte hiervan was 20,80 meter.
In 1925 raasde er een windhoos over het buurtschap ’t Oventje in Zeeland richting Dinther. Een van roeden is toen zodanig beschadigd dat deze door een tweedehands roede met het nummer 654 vervangen moest worden.
Na de onttakeling van het gevlucht in 1955 werden de roeden voor 50 gulden verkocht aan de Bolwerksmolen in Deventer, een houtzaagmolen.
Met een mallejan werden ze vanaf De Kilsdonkse Molen naar het station in Veghel gebracht, van waar ze per spoor verder vervoerd werden.
Deze roeden hadden echter niet de juiste lengte voor de Bolwerksmolen en zijn in Deventer verlengd of voorzien van nieuwe toppen, waardoor uiteindelijk de lengte 21,63 en 21,71 m werd.
In 2005 werden de roeden verwijderd uit de Bolwerksmolen en kwamen in het ooievaarsdorp Liesvelt, bij Groot Ammers, terecht. Hier zouden ze in de molen 'de Jonge Sophia' gestoken worden.
Ze pasten echter niet in die molen maar werden daar wel goed bewaard.
Via molenarchitect Paul Groen werd bij de Stichting De Kilsdonkse Molen bekend dat deze oude roeden nog bestonden.
Door de 'werkgroep korenmolen van de Jonge Sophia' zijn de roeden aan de oorspronkelijke eigenaar aangeboden.
Nu is roede nummer 933 weer terug waar haar leven ruim 140 jaar geleden begon.
Tekst en foto: Ine Zonneveld