Feest van de Heilige Familie, Jezus, Maria en Jozef, jaar C
We hoorden zojuist het énige verhaal uit de Bijbel over Jezus' tienerjaren. En hoewel we zouden kunnen denken, dat Lucas ons wil laten zien dat ook Jezus wel eens stoute dingen deed, is zijn bedoeling - meen ik - tóch een andere.
Lucas wil in zijn evangelie namelijk van meet af aan duidelijk maken wie Jezus is: vanwaar Hij komt en waar Hij thuishoort. En zijn boodschap is duidelijk: Jezus komt van God, Hij hoort bij God, Hij is de Zoon van God. Het overigens best opmerkelijk, dat in deze passage Jezus' stem voor het éérst klinkt, en wel onmiskenbaar als Zoon van God, want Hij zegt: 'Wist ge dan niet dat Ik in het huis van mijn Vader moest zijn?'
Van meet af aan moet voor de lezer duidelijk zijn wie Jezus is. Lucas begint met het wonderlijke verhaal over zijn geboorte: uit kracht van Gods Geest wordt Jezus uit een maagd geboren. Aan herders in het veld wordt zijn goddelijke herkomst geopenbaard. Van de week vierden we dit met Kerstmis. Net als iedere joodse jongen wordt ook Jezus opgedragen aan de Heer. Maar over Hem wordt geprofeteerd, door Simeon, dat Hij de langverwachte Messias is. We vieren dit op 2 februari, veertig dagen na Kerstmis. En dan vandaag horen wij hoe Jezus op twaalfjarige leeftijd, op de drempel naar volwassenheid, de Tempel niet verlaat maar daar blijft, en zo drie dagen lang onvindbaar blijft voor zijn ouders, Jozef en Maria. Later zien we hiervan een parallel in het slot van zijn evangelie. Want ook dán zal Hij - na zijn kruisiging - drie dagen lang onvindbaar zijn in het graf alvorens te verrijzen uit de doden en zich te openbaren als de Lévende. Jezus' goddelijkheid wordt eerst dán ten vólle geopenbaard.
In de brief van Johannes - de Tweede Lezing die wij nu niet hebben gelezen - wordt heel duidelijk een link naar ons gelegd: Ook wij zijn kinderen van God, wij allen behoren Hem toe. Ook wij zijn - bij onze doop - door onze ouders opgedragen aan God. Later hebben we dit zélf bekrachtigd bij de hernieuwing van de doopbelofte. De vraag is natuurlijk… kind van God zijn, wat betekent dat? Betekent dat niet, dat ook óns thuis uiteindelijk ligt bij God? Ook wij behoren Hem toe. En als wij aan God de Vader toebehoren, moeten wij dan niet doen wat Hij van ons verlangt? Inderdaad, wij dienen - zoals Johannes het verwoordt - van harte geloven in zijn Zoon Jezus Christus en elkaar liefhebben. Wij allen zijn geroepen te worden tot ontmoetingsplaatsen met God, voor onszelf, in de stilte van onze harten, maar ook voor anderen, als steun en toeverlaat, als liefdevolle tochtgenoten in elkaars leven. Dit is de kern waar het voor ons christenen om draait.
Dat kwijtraken en weer gevonden worden waarover het evangelie van vandaag spreekt heeft zó veel meer betekenis dan het simpelweg kwijtlopen van een mokkende puber die weinig oog lijkt te hebben voor de ongerustheid van zijn ouders. Dit verhaal heeft ons zóveel meer te vertellen.
In onze eigen wereld van vandaag zien we namelijk voorbeelden te óver van mensen die kwijt lopen, die zoek raken en - als het mee zit - weer gevonden worden. Denk aan de ontelbare vluchtelingen uit oorlogsgebieden. Van huis en haard verdreven door bommen en extreem geweld. Moeten wij - als burgers van een vrij Europa hen niet helpen een nieuw en veilig thuis te vinden? Denk ook aan partners in een relatie die van elkaar vervreemd raken. Zijn zij niet zoekgeraakt voor elkaar? Zullen zij in staat zijn elkaar weer te vinden? En: láten zij zich vinden? In hoeverre schieten vrienden en familie hen hierbij te hulp? Ook is de relatie tussen ouders en hun kinderen nooit zonder problemen. Kinderen kiezen op den duur hun eigen weg, soms tot onbegrip van hun ouders. Mogen ouders hen dan verwijten: 'kind, wat doe je ons aan?' Het spreekt voor zich dat ouders een zeer grote verantwoordelijkheid dragen bij de opvoeding van hun kinderen. Zij zetten hen in het spoor van hun leven. Maar eens komt de tijd dat zij moeten loslaten. Ouders leggen ook, vooral door hun eigen vóórbeeld, de basis voor de religieuze ontwikkeling van hun kinderen. Maar: eens komt de dag, dat kinderen uit éigener beweging moeten kiezen om de stilte van het hart te zoeken en te luisteren naar Gods stem. Om zo ook weer anderen tot hulp te kunnen zijn. Om zelf tot gids te worden voor wie tastend zoeken naar liefde en geborgenheid.
Iedere mens gaat zijn eigen levensweg. Bij voorkeur niet alleen, maar mét anderen samen. Jezus moest in het huis van zijn Vader zijn. Dat was de plaats waar Hij thuishoorde. Wij mogen daaruit lering trekken. Ook wij moeten zijn op de plaats waar wij thuishoren. Eenieder dient zijn leven zó te richten, dat hij zichzelf kan zijn. Dat hij of zij zich gewaardeerd en geaccepteerd weet. Een omgeving die hiervoor géén begrip kan opbrengen werkt verstikkend. Wij - als gedoopten - horen thuis daar waar God zich openbaart. En dat is bij uitstek daar waar mensen liefdevol samenleven. Dat vieren wij in de liturgie, daarom zijn wij hier bijeen.
Elk van ons mag vandaag, op het feest van de Heilige Familie, in het verhaal van Jezus in de Tempel een voorbeeld lezen van de manier waarop ook wij als gelovige gemeenschap kunnen leven als één grote, heilige familie. Als een familie waarin we, ondanks alle problemen, ons met elkaar verbonden weten. Als een familie waarin we in elkaar ook God mogen ontmoeten.
pastor Frank van Roermund o.praem.
Lezingen: 1 Samuel 1,20-22.24-28; Lucas 2,41-52