Dorpsnieuws

Frank van RoermundIk denk dat velen van ons de ervaring kennen dat een schijnbaar terloopse gebeurtenis een keerpunt kan zijn in je leven. In het evangelie van vandaag lijkt iets soortgelijks aan de hand. Op een goede dag komt Jezus in de streek van Caesarea van Filippus en stelt Hij zijn leerlingen terloops de vraag: 'Vertel eens, wie zeggen de mensen dat ik ben?'

Een terloopse vraag… tenminste, zo lijkt het… Want als je er even bij stilstaat, is het eigenlijk een beetje vreemd: Jezus kent zijn leerlingen toch al enige tijd, ze kennen elkaar van haver tot gort, zou je denken. Waarom dus die vraag ineens?

Uit de antwoorden van zijn leerlingen blijkt, dat 'de mensen' eigenlijk niet zo'n duidelijk beeld hebben van wie Jezus is: ze denken een profeet, een van de velen. En dan - ineens heel indringend - vraagt Jezus gericht: 'En júllie, wie zeggen júllie dat ik ben? En Petrus - een van zijn boezemvrienden - antwoordt dan: 'Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God.' In dit Matteüs evangelie is de titel 'Christus' al wel een paar keer eerder gevallen. Maar hier, op dít moment, op déze plaats, is het Petrus die deze titel voor het eerst direct op Jezus toepast. 'Jij bent de Christus, de Zoon van de levende God.'

Als we goed kijken naar wat hieraan vooraf ging, en vooruitzien naar hoe het verder loopt, dan blijkt dit getuigenis van Petrus hét kantelmoment te zijn in het hele evangelie!

Ook bij Marcus is dat het geval. Petrus' getuigenis staat bij Marcus precies in het midden van zijn evangelie. Matteüs, die Marcus bijna volledig overneemt, zet Petrus' getuigenis óók centraal, maar net iets anders. Bij Matteüs zien we vanáf het begin een voortdurende beweging wég van Jeruzalem, de afstand wordt steeds groter. Vóórtdurend - zo wordt herhaaldelijk gezegd - neemt Jezus de wijk.

Jezus begint vlak bij Jeruzalem, aan de Jordaan waar Hij gedoopt wordt. Hierop volgt de beproeving in de woestijn. Als hij enige tijd later hoort dat Johannes de Doper gevangen genomen is neemt Hij de wijk naar het noorden, naar Galilea, en gaat wonen in Kafarnaüm aan het meer. In die streek ondervindt Hij steeds meer tegenwerking van de Farizeeën: en steeds opnieuw - zo staat er steeds - neemt Hij de wijk. Vervolgens is daar het verhaal van vorige week, van die Kanaänitische vrouw, in het nota bene héidense gebied van Tyrus en Sidon! En nu vandaag bevindt Hij zich in het méést noordelijke puntje van het joodse land, in de streek van Caesarea van Filippus. En dáár, in die úithoek, vindt de omslag plaats: Het getuigenis van Petrus markeert een beslissende wending op de weg van Jezus. Jezus keert om - letterlijk en figuurlijk - en gaat de weg terug. Niet langer zal Hij afdwalen, maar gericht zijn pad vervolgen, terug naar het zuiden, naar Jeruzalem.

Het steeds terugkerende refrein "en Jezus nam de wijk" maakt nu plaats voor een niéuw refrein: "en Jezus ging op naar Jeruzalem waar Hij veel zal moeten lijden, waar Hij gedood zal worden, maar op de derde dag zal verrijzen". Met dit refrein vervolgt Matteüs zijn evangelie: óp naar Jeruzalem, dáár zal het verhaal over Jezus tot voleinding komen.

Het getuigenis van Petrus is dus hét kantelmoment in het evangelie. Jezus is niet zomaar een profeet, één van de velen, Hij is de Christus, de Messias, de Gezalfde; de Zoon van de levende God! Jezus zélf bevestigt en onderstreept de diepgang van die uitspraak door te zeggen: 'Zalig zijt gij Simon, zoon van Jona, want niet vlees en bloed hebben u dit geopenbaard maar mijn Vader die in de hemel is.' De volle kennis van Jezus' waardigheid, van wie Hij wérkelijk is ligt dus niet voor het oprapen, dat inzicht komt van God.

De titel 'Christus' werd nu alom geassocieerd met koningschap, bevrijding en triomf. En in die tijden van bezetting door de Romeinen zou dat de verwachting kunnen wekken dat wanneer de Christus komen zou, deze zich zou ontpoppen als een politieke vrijheidsstrijder… Maar zo zal het niet lopen. Jezus weet heel goed dat Hij veel zal moeten lijden, en zal worden vermoord. En dat was wel het láátste wat men van de Messias verwachtte! De titel 'Christus' zou dus heel gemakkelijk kunnen worden misverstaan. Dáárom gebiedt Jezus zijn leerlingen hierover vooralsnog te zwijgen. Pas ná zijn Opstanding zou alles duidelijk worden…

Dan tot slot nog dit: Na de zaligspreking aan het adres van Petrus zegt Jezus nóg iets tegen hem: 'Op jou zal ik mijn kerk bouwen.' Petrus' getuigenis van Jezus' ware identiteit maakt hem dus tot een rots waarop de gemeenschap van gelovigen kan worden gegrondvest.

En dit geldt - na hem - óók voor elk van óns. Als wij - in navolging van Petrus - durven getuigen van wie Jezus wérkelijk is dan zijn ook wij als steunpilaren waarop de kerkgemeenschap nú vandaag de dag kan worden voortgebouwd.

Pastor Frank van Roermund o.praem.

Plaats reactie


Beveiligingscode
Vernieuwen