Nood leert bidden… Een bekend gezegde. We zien en horen het in de getuigenissen van Oekraïners, tot in de schuilkelders toe. Maar we horen het ook in het evangelie: ‘Terwijl Hij – Jezus – in gebed was, verschenen Mozes en Elia en werd zijn gelaat stralend.’ Ook voor Jezus was het spannend. Hij had net vóór deze passage resoluut de weg naar Jeruzalem gekozen. Zijn gelaat verstrakte, staat er… je voelt de ernst.
Wij gaan ook de weg naar Pasen en door die oorlog drieduizend kilometer oostelijk, voelen wij de ernst, in ons binnenste en in onze portemonnee… Niemand van ons zal zich er aan kunnen onttrekken.
Wat doen we dan? Wat betekent het om hier eucharistie te vieren, in dit tijdsgewricht? We hebben de ervaringen die in deze Bijbelverhalen verscholen zijn, hard nodig. Waar hebben ze míj geraakt? Allereerst die drie vrienden van Jezus Petrus, Jakobus, Johannes. Er waren toch twaalf apostelen. De menselijkheid van Jezus ten top: je hebt meer met de een dan de ander en daarom zijn deze drie de mensen met wie Hij zijn intimiteit wil delen. Dat maakt hen niet meer, slechts meer verantwoordelijkheid. Want als je dan een inkijkje krijgt in waar het bij je inspirator omgaat, dan kun je niet op dezelfde manier doorgaan. En wat is die inkijk? Jezus ziet zich zelf als erfgenaam van Mozes en Elia, grote voorbeelden voor Hem. En waarschijnlijk ook Abram van de eerste lezing. Ik hoor nog Babs Grefkens uit Heeswijk ons vertellen hoe ze geregeld naar India ging om Moeder Teresa te helpen en ze soms met haar een paar uur op de grond van de kerk zat te bidden. Dat vormt je. Gebed als krachtbron voor je dagelijkse bestaan. Want waarover had Jezus het ook alweer toen Hij met Mozes en Elia op de berg was? Ja, over zijn heengaan, staat er. Er staat letterlijk ‘over zijn exodus’. Dat is wat meer dan ‘een blokje om. ‘Exodus’ roept de bevrijding van het joodse volk uit Egypte op. Jezus vermoedt dat wat Hem over enkele weken in Jeruzalem zal overkomen iets met bevrijding van doen heeft. Bevrijding van de gewone gang van zaken waarin ons leventje zonder veel kleerscheuren gaat. Totdat we ineens wakker geschud worden en we met onze kwetsbaarheid worden geconfronteerd. Oekraïne komt erg dichtbij met de vrouwen en kinderen die we deze dagen in onze abdij ontvangen. We gaan het voelen, aan den lijve. Niet alles kan gecompenseerd worden zegt de regering en ik denk dat het goed is om ons daarop in te stellen. Het is een mooie gelegenheid voor ieder van ons om zich de vraag te stellen waar het in je leven echt om draait. In het aangezicht van de oorlog en van mensen die het vege lijf redden, wordt voor ieder duidelijk waar uiteindelijk de prioriteiten liggen.
En dan blijven we hier eucharistie vieren. Een oefenschool zou ik het willen noemen. Want in deze viering houden we het visioen levend dat ons bij alles wat ons overkomt hulp wordt geboden, hoop wordt gegeven, het geloof wordt versterkt en uiteindelijk de liefde in daden en woorden groeit, onder elkaar en naar de mensen die een beroep doen op onze gastvrijheid. Wat we hier doen is als het ware wat Jezus op de Berg – de berghut - doet: leren van de grote voorbeelden door de verhalen die we delen, maar ook gedenken dat wanneer we brood en beker delen we gedenken dat Iemand die op een kruis gestorven is, nog steeds levend zijn inspiratie en geestkracht aan ons afgeeft. Hiermee voedt God ons en zegt tegen ons allen: jullie zijn mijn geliefde kinderen. Dat is ongehoord mooi. Dat tegen je gezegd wordt dat iemand van je houdt, dat God van je houdt. Geeft dat geen vleugeltjes? Ik doe even een beroep op uw eigen liefdesleven, zo concreet is het wel. Wanneer was het voor de eerste keer dat wie je nu je man, je vrouw is, tegen je zei: ik houd van jou? Gaf dat geen energie? Geeft het nog energie?
U merkt: de verhalen die in deze viering eerst een zekere heiligheid uitstralen, eigenlijk diep menselijke ervaringen zijn. Ze worden ons gegeven in deze vastentijd, op deze tocht van veertig dagen naar Pasen toe. Laten we sterk staan in deze tijden, laten we elkaar sterken en bidden om ontmoeting en vrede. We staan nog maar aan het begin van een lange tocht waarvan we hopen, bidden en toch blijven geloven dat het licht de duisternis zal overwinnen.
Joost Jansen, Abdij van Berne