Vorige week zaterdag waren Hein Stufkens en Annemiek Schrijver – u weet wel van De Verwondering - bij ons in de abdij. Na de lezing, bij een glaasje bier in het proeflokaal, vroeg Annemiek mij: ‘Krijg jij bij je inzet in de parochie voldoende bemoediging van je parochianen?’ Er ontstond een boeiend gesprek.
Antwoord met een eenvoudig ‘ja’ of ‘neen’ was er niet bij. Daar gaat het ook niet om. Het gaat veeleer om hoe je van binnen gericht bent bij alles wat je doet. Gelukkig dat ik bemoedigd word, maar ik weet dat het ten diepste daar niet om gaat. Het gaat veelmeer om hoe ik geworteld ben in Traditie, in geloof, in Christus. Wat een vraag allemaal niet kan oproepen!
In het evangelie van deze zondag gebeurt iets vergelijksbaars. Een man die behoorlijk veel weet van Bijbel en Traditie stelt een vraag. Ogenschijnlijk een domme vraag: ‘Wat is het eerste gebod?’ Waarmee begint alles? De eerste vraag in onze catechismus: ‘Waartoe zijn we op aarde?’ ‘Wij zijn op aarde om God te dienen en daardoor hier en in het hiernamaals gelukkig te zijn.’ Echter: deze vraag van de schriftgeleerde aan Jezus werd in die tijd – en ook in andere tijden – meer gesteld met heel verschillende antwoorden. De ene rabbijn gaf onmiddellijk een college en dan was je een half uur verder, een andere rabbijn zei: ‘Wat je wilt dat anderen voor jou doen, doe het eerst zelf.’ Of in onze versie: wat niet wilt dat u geschiedt, doet dat ook een ander niet. Maar die rabbijn formuleerde het op de positieve manier. Dus de vraag was zo dom nog niet en dat blijkt wel wat er uit voortvloeit.
Ik denk trouwens dat er geen domme vragen zijn, je kunt wel domme antwoorden geven. Jezus neemt dan ook die vraag heel serieus. Hij citeert de joodse geloofsbelijdenis. Hij draait er niet om heen: Totaal van God houden en totaal van mensen. Ga d’r maar aan staan! Eigenlijk kunnen we nu ophouden. Want wanneer we zo’n kernachtige uitspraak tot ons door laten dringen, dan word ik in ieder geval stil. Zeker dat woordje ‘totaal’… Wat nu zo treffend is in dat evangelieverhaal, is dat die schriftgeleerde het helemaal begrijpt en er op door gaat. Dat maak je niet altijd mee. Geen tegenstelling tussen een in de Tora, de joodse Wet, vastgeroeste mens en Jezus, maar een dialoog. De een neemt de ander op en gaat verder. Dan ben je niet ver verwijderd van dat Rijk van God…
Stellen wij elkaar ook zulke vragen? Of beginnen we weer allemaal misstanden in kerk en samenleving op te hoesten alsof we zelf niet deel uitmaken van diezelfde kerk, in ieder geval van diezelfde maatschappij. Klagen is zo gemakkelijk en anderen de schuld geven schijnt je eigen gedrag te verontschuldigen. De juiste weg, lijkt me, is elkaar meenemen in wat ieder gelooft, ieder bezielt, elkeen bemint. Toekomst bouw je alleen maar op wanneer je nieuwsgierig bent, je je durft te vervelen opdat je opnieuw creatief wordt. Een simpele vraag, van binnenuit gesteld, kan iemand anders weer in beweging brengen, anders doen kijken, anders doen handelen.
Deze weg hebben wij als kerk vandaag hard nodig. Paulus zegt ergens: ‘Vergetend wat achter me ligt, richt ik mij op wat voor me ligt. Ik ga recht op mijn doel af: de hemelse prijs waartoe God mij door Christus Jezus roept.’ Er is zoveel dat we achter ons kunnen laten omdat er toch niets meer aan te doen valt en het ons gevangen houdt. In al het geklaag verschuilt zich ook het verlangen naar een andere manier van als kerk in de wereld staan. Laten we die nieuwe weg samen ontdekken. Die nieuwe weg die altijd getekend zal zijn door hoe wij elkaar de goede vragen stellen, hoe wij elkaar bemoedigen en hoe wij met elkaar de handen uit de mouwen steken. Dat is de broeder- en zusterschap waartoe we als kerkgemeenschap, als abdijgemeenschap, geroepen zijn. Een simpele vraag: ‘Wat geloof je nu?’ kan al een eerste start zijn. Of gewoon de vraag: ‘Waar ben je nu mee bezig?’ En dan luisteren of het gaat om afbreken of om opbouwen. Wie opbouwt staat niet ver van dat koninkrijk van God. Hoe eenvoudig is het begin: zo maar een vraag die van binnenuit gesteld wordt. Hoe rijk kan
de oogst zijn: dichtbij dat rijk van God komen. Wie durft de vraag te stellen?
Joost Jansen, Abdij van Berne