kaft dagboek c habrakenDE INVASIE IN NEDERLAND 1944

Dinsdag 26 september 1944

Een verschrikkelijke dag. De nacht van maandag op dinsdag was heel rustig geweest.

's Morgens ging ik weer naar huis toe en mijn ouders ook. Toch was het nog niet vrij, want de Duitsers lagen nog op Beugt. Ook bij Jan van Houtem, Piet Heerkens (cafe), Henricus van Doorn, Wijgergans, Dries Verhoeven en Johan van Zon waren Duitsers ingekwartierd. Ongeveer tien uur in de v.m. sloegen enkele Engelsche granaten in, o.a. blj Langemeijer, H. Verhagen en L. Dirks. De woningen van deze mensen liepen nog al wat schade op. Ernstiger gevolgen had de granaat die op den weg terecht kwam in de omgeving van de Boterfabriek.

Enkele mensen stonden te praten voor de woning van Jan Verheijen, onder wie ook Jan Verheijen en Leo Dirks. Leo Dirks werd door wegspringende granaatscherven getroffen in het bovenbeen en de buik. Leo was spoedig dood. Wel jammer voor den jongen om zo plotseling uit het leven te worden weggerukt. De achtergeblevene familie Dirks verliest in Leo’s een krachtige levenslustige jongen die veel voor de toekomst beloofde. God heeft hen wel zwaar beproefd, maar zal de ouders ook de kracht geven om de beproeving weer boven te komen.

Jan Verheijen werd aan het been verwond en werd overgebracht naar de Abdij. Dr. Lebeau was spoedig ter plaatse en verleende de eerste hulp. Pastoor Lathouwers diende beide gewonden het H. Oliesel toe.

Tegen twaalf uur komen er verschillende Engelsche jagers in de lucht. Opeens horen we een geweldig schieten vanuit de vliegtuigen en uitwerpen van raketbommen. Wij vluchtten thuis allen in den kelder. Gelukkig zijn we allemaal bij elkaar. Het is gewoonweg ontzettend om aan te hooren, zo geweldig wordt er geschoten en gebombardeerd. Is de eerste aanval een beetje over, loop ik even naar buiten. Langs de klinkerweg zie ik dat reeds vele huizen branden en verschillende zijn kapot geslagen. Daar komen de vliegtuigen weer terug. Vlug weer de kelder in. Een geweldig vuur; overal vliegen kogels en raketbommen. Goddank wij allen blijven gespaard. Ons huis bekwam alleen veel glasschade.

Is het weer even stil ga ik weer naar buiten. Overal brandt het. De soldaten van het Rode Kruis komen bij ons binnen geloopen. Deze verwachtten nog een nieuwe aanval. Deze blijft echter uit. Na nog ongeveer een kwartier gewacht te hebben, trek ik er op uit. Het is gewoon ontzettend om te zien wat er in die enkele ogenblikken verwoest is. Ik loop naar het huis van mijn broer. God zij dank allen leven nog en niemand van het gezin heeft verwondingen opgeloopen. Het huis ernaast van den Heer J. v. Zon is radicaal kapot geslagen en uitgebrandt. We slepen water aan om het huis van mijn broer vrij te houden van brand. Dit lukt ons. Het huis heeft echter veel schade opgeloopen.

Toen ging ik op weg naar Maria. Onderweg lagen de straten vol puin. Zeer veel huizen ernstig beschadigd. Maar erger was het dat er ook mensenlevens waren te betreuren. Het geen aangezien het geweldige vuur van de vliegtuigen en het inslaan van raketbommen niet kon uitblijven. De slachtoffers waren: H. v. Ieperen, M de Wit, Jan Nouwens, Jan Verhagen en twee kleine kindjes, een van Heijboer en een van de burgemeester uit Wanroy. Ernstig gewond waren: Hendrika Nouwens en Harrie v.d. Ven en mej. Ant Barten. De ruine was vreselijk. Gezien de geweldige vernieling moeten we God danken dat er nog niet meer slachtoffers zijn te betreuren. De Duitsers hebben hier geen dooden of gewonden en ook weinig materiele schade.

Den aanval was absoluut misgerekend en zodoende dan ook geheel nutteloos.

Bij Maria gekomen was de vreugde groot over elkaars weerzien en we waren blij dat we tot nu toe gespaard waren gebleven van het oorlogsgeweld. Maria was tijdens den aanval in de schuilkelder. De vliegtuigaanval was daar niet zo zwaar geweest. Haar huis en de fabriek waren wel onder mitrilleur genomen en liepen verschillende kogelgaten op. Onze meubels die we reeds gekocht hadden waren licht beschadigd. Ik verbleef langen tijd in de schuilkelder om wat van den schrik te bekomen. Mijn ouders en zusters waren in tussen weer naar van Zutphen gegaan. Ik was ze in de n.m. neg even wezen opzoeken; toen ging ik weer terug naar de schuilkelder. In de schuilkelder waren ongeveer 75 mensen onder gebracht.