Dorpsnieuws

Joost JansenIn wat voor wereld leven wij? Trump wil nog steeds zijn muur bouwen en anderen volgen zijn voorbeeld. President Macron schrijft een open brief over de toestand van Europa. Ik schaam me soms over onze samenleving met veel korte lontjes.
Ik kan me ook afvragen: in wat voor kerk leven wij? Ik schaam me zeker voor mijn kerk die ik toch van harte dien en die mijn moeder is.
Een kerk geteisterd door schandalen en dan hoeven we niet alleen te kijken ver weg, het kan ook heel dichtbij gebeuren. Hoe ga ik, hoe gaan wij hier mee om? Dit is een beproeving, niet dezelfde beproeving als waar het in het evangelie van deze eerste zondag van de veertigdagentijd over gaat. Maar wat wij als kerk doormaken is en blijft een echte beproeving.
En dan maar steeds opnieuw bidden in het vernieuwde Onze Vader: ‘…en breng ons niet in beproeving.’ Wij bidden het keer op keer en Jezus heeft ons dit gebed gegeven omdat Hij wist dat beproevingen deel uitmaken van ieders bestaan. Beproevingen zijn er altijd geweest en het is een kunst om er mee om te gaan. Het seksueel misbruik is er, met kinderen of in pastorale relaties of zelfs vrouwelijke religieuzen die door priesters verkracht zijn. Het is allemaal erg onfris. In wat voor kerk leven wij?
Het is voor mij bemoedigend dat Jezus zelf de beproevingen gekend heeft. En ze heeft doorstaan. Gelukkig dat Hij beproevingen heeft ervaren, het is een proeve van zijn mens-zijn. Hij is geen superman die er ver boven staat, Hij is beproefd tot in zijn diepste vezels. Honger, het reiken naar macht, het aan God gelijk willen zijn: al die menselijke neigingen die wij ook hebben, heeft Hij ervaren. En Hij is er door heen gekomen. Gelukkig dat Hij eerst veertig dagen in retraite is geweest, dan ben je voorbereid en gesterkt. Ik lees de tekst, ik luister naar de woorden, of liever naar dat unieke Woord dat mij er doorheen bereikt, en ik merk dat Jezus de verleider, de duivel, bestrijdt met het wapen van het Woord dat gelukkig niet ver weg is, zegt Paulus ons, maar dicht bij ons is, in onze mond, in ons hart.
Is dat zo? Is het Woord dichtbij ons, in onze mond, in ons hart? Is het in de mond, in het hart van hen die onze kerk zoveel pijn berokkenen? Die het blazoen besmeuren, en – erger – de geloofwaardigheid van een kerkgemeenschap omlaag trekken? En ook al zijn wij zelf wellicht niet over de grens gegaan, wie zonder zonde is, werpe de eerste steen… Je zou bijna niet meer kunnen spreken, niet meer kunnen getuigen, niet meer die Blijde Boodschap kunnen bemiddelen.
Wanneer ik in de parochie bij iemand kom die pas een partner heeft verloren, dan raad ik altijd aan om dat te doen wat hij of zij gewend was te doen toen de ander nog leefde. Met alles wat onze kerkgemeenschap op dit ogenblik doormaakt moeten we hetzelfde doen. Gewoon maar die verhalen lezen, dat Woord tot ons nemen, zodat we op het goede moment de taal en de woorden hebben om de verleider met het wapen van het Woord om de oren te slaan. We moeten vooral doen wat die Jezus ná zijn beproeving in de woestijn heeft gedaan: in plaats van het brood van de economie naar zich toetrekken, delen. In plaats van de macht politiek uitbuiten, eerder je gezag aanwenden om de kwetsbare op te tillen. In plaats op de stoel van God gaan zitten gewoon dienen, in de hoop en het geloof dat Hij, die Vader van Jezus, je bij de hand neemt. De eenvoudige evangelisch levenswijze is het beste tegengif voor al die viezigheid waarmee we nu als kerkgemeenschap te maken hebben en waarvan we nog niet weten wanneer het eens ophoudt.
Gelukkig dat we veertig dagen hebben om de Weg met de uiteindelijk verschopte en uitgespuugde Zoon van God te gaan. De veertigdagentijd is een periode om extra ons te bezinnen. We hebben het hard nodig met wat er allemaal op ons kerkelijk bordje ligt. Misschien mogen we dan ook wel blij zijn om deze vastentijd, blij omdat we het zo nodig hebben. Jezus heeft zijn veertigdagentijd met glans doorstaan. We mogen ons aan Hem optrekken. Gelukkig hoeven we de diepte van zijn beproeving niet door te maken. Daarin
blijft Hij onze Meester. Wij hoeven Hem slechts te volgen. Om zijn Lichaam te zuiveren… Joost Jansen, Abdij van Berne