Dorpsnieuws

Joost Jansenoverweging op 22 oktober
‘Geef mij eens een munt’, vraagt Jezus. Het lijkt wel tossen wat Hij doet. Ik moet denken aan het begin van een voetbalwedstrijd. ‘Kruis of munt…?’
De zitten met zo’n doorsnee opmerking onmiddellijk in een andere dimensie: kruis of munt. Het financiële verkeer (en het betalen van belasting hoort daarbij) en de wereld van het kruis. Want het noemen van het woord ‘kruis’ bij Jezus roept toch wat anders op dan een kruisje zetten op een stuk papier. Je denkt dan toch aan het kruis waarop Hij gestorven is. En Hij vervolgt naar de Farizeeën toe: ‘Geef maar aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat aan God toekomt.’
Aan zo’n uitspraak van Jezus is natuurlijk al heel wat voorafgegaan, die komt niet zomaar uit de lucht vallen. Wat is er aan voorafgegaan? Jaloezie, gewoon jaloezie en na-ijver. In de loop van het jaar dat Jezus bezig is met het rondbrengen van zijn Blijde Boodschap is dit langzaam opgebouwd. Jezus heeft succes. Hij weet de mensen te bereiken, men voelt dat Hij de harten raakt. Er zijn er die dan boos worden uit jaloezie. Ze zouden ook diezelfde impact op mensen willen hebben. Augustinus, de patroon van onze parochie, heeft eens gezegd: als je je boosheid niet aankijkt, dan wordt het haat. Haat die uiteindelijk de ander om zeep wil helpen. Dat is gevaarlijk. Het verhaal dat we vandaag voorgeschoteld krijgen, draagt die ingrediënten in zich.
We krijgen dit evangelie op Missiezondag. de missie centraal staat, het brengen van de Blijde Boodschap over heel de wereld in daad en woord. Mensen die er op uitgaan om in weerbarstige omstandigheden die liefde van God tastbaar te maken. Bijvoorbeeld door de levensomstandigheden te verbeteren, je leeft nu eenmaal in deze wereld met de beperkingen, de armoede, de rampen die veel mensen overkomen. Dus is er geld nodig, je kunt niet zonder wil je wat veranderen. Tegelijkertijd weten we dat we ook het verschil dienen te maken. ‘Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat aan God toekomt.’ Die belasting is nodig, dat geld van de tweede collecte voor missiezondag is nodig, maar ‘wat God toekomt’ is ook nodig. En wat ‘komt God toe’? Wijzelf met heel ons hart, met heel onze ziel, met al onze krachten.
‘Van wie is de beeltenis?’, vraagt Jezus, en hij lokt zijn tegenstanders in de val. Het was namelijk de beeltenis van de keizer, een mens, en volgens de joodse traditie mag je van een mens geen beeltenis maken om deze te aanbidden. Ze zaten dus goed fout. Tegelijkertijd biedt Jezus een opening. Beste mensen, zegt Hij, ben je je wel bewust dat jullie allemaal beelddragers van God zijn? Heeft God ons niet allen geschapen naar zijn beeld en gelijkenis? Het staat toch in de bijbel, in het scheppingsverhaal? Dat is waar. Wij zijn geschapen naar Gods beeld en we mogen werken aan steeds meer op die God te gaan gelijken. Hoe? Door te doen zoals zijn Zoon doet. En hoe doet zijn Zoon? Tussen-mensen-in werken aan vrijheid. Zorgen dat ook de economische omstandigheden zó zijn dat mensen een veer van hun lippen kunnen blazen en er dus ruimte komt in hun bestaan. Armoede beperkt je ontzettend. Ik ging ’n keer met een stel dat al drie maanden geen uitkering gekregen had en helemaal gestrest door hun armoede, inkopen doen bij de supermarkt hier in het dorp. Ze werden bijna als aasgieren. Ze wisten precies waar de goedkoopste etenswaren stonden, binnen een kwartier hadden ze een hele wagen vol. Toen kwam er wat ontspanning bij hen. Eerst moet aan een aantal basisbehoeften voldaan worden, dan pas kom je toe aan hoe God je bedoeld heeft. ‘Geeft aan de keizer wat de keizer toekomt, en aan God wat aan God toekomt.’ Het geldt voor die twee arme sloebers hier in Heeswijk-Dinther, het geldt ook voor hen voor wie we in dit weekend extra geld bijeenbrengen. Burkina Faso: zusters en andere religieuzen die meisjes opvangen die anders gedwongen uitgehuwelijkt worden. Ook hier gaat het om die vrijheid van de kinderen Gods, om dat beeld van God die ieder van ons in zich draagt. Dat is onze meest kostbare schat die God ons heeft toevertrouwd om in Liefde met Hem en met elkaar te leven.
Joost Jansen, Abdij van Berne